In deel 1 van het Tweeluik Landelijke lijnen, regionale resultaten schetste Arie Jongejan, directeur-bestuurder bij ROS Proscoop dat het IZA regionale samenwerking minder vrijblijvend maakt. In dit tweede deel zet hij zijn betoog voort met een tweede casus: het opzetten van oncologiezorgnetwerken. Daarna rondt Jongejan af met een reflectie over de relatie van het IZA en de regionale praktijk: regiobeelden en regioplannen zijn in Noordoost Nederland vooral een zegen en geen vloek.
Opzet en professionalisering van zorgnetwerken
Een oncologiezorgnetwerk is een regionaal of lokaal netwerk van met name eerstelijns zorgverleners die mensen met kanker en hun naasten dichtbij huis behandelen en begeleiden. Daarbij wordt op regionaal niveau uitvoering gegeven aan de Juiste Zorg Op de Juiste Plek.
Het succes van de oncologiezorgnetwerken is zichtbaar door het groeiend aantal in Nederland en de impact die zij hebben in de regio’s. Ik maak even een korte reis door Nederland:
- Proscoop zette in een pilot, samen met IKNL en regionale partners, ongeveer 30 lokale en regionale netwerken op in het werkgebied van Proscoop.
- Het Amsterdams Netwerk Oncologische Zorg in de eerste lijn en het Netwerk Oncologische Revalidatie Almere zijn opgezet door ROS Elaa.
- Oncologiezorgnetwerken in onder meer in de regio’s Eemland (OncoLokaal, Zuidoost-Utrecht en Noordwest-Veluwe (Onco in Balans). De ROS Raedelijn ondersteunt hen in het actief betrekken van ervaringsdeskundigen, samenwerking tussen formele en informele zorg, vergroten van kennis via scholingen, inzicht in aanbod aan zorg en ondersteuning in de regio via een website/sociale kaart en psychosociale zorg.
- Het samenwerkingsverband van de ROS’en in Nederland, startte in 2021 een ROS-Netwerk Coalitie Oncologische zorg. Het doel: landelijke dekking van oncologie zorgnetwerken. In de coalitie wordt samengewerkt met landelijke partner Integraal Kanker Centrum Nederland (IKNL). Het congres ‘Kanker en Leven’ in mei 2023 over ‘Samenwerken aan oncologiezorg over de domeinen heen' is daar een mooi voorbeeld van.
Al deze activiteiten hebben geleid tot een stimulans voor het opzetten van oncologiezorgnetwerken. Ook hadden deze een professionalisering tot gevolg binnen de al bestaande netwerken. Om de verdere ontwikkeling en continuïteit van deze netwerken te waarborgen zal het knelpunt van de financiering moeten worden opgepakt.
Op dit moment worden de netwerken voornamelijk tot stand gebracht door intrinsiek gemotiveerde professionals in de eerstelijnszorg, die deels hun vrije tijd hieraan besteden. Dit remt de ontwikkeling en maakt de netwerken kwetsbaar. Momenteel worden er in het land twee pilots uitgevoerd om dit vraagstuk met regionale- en landelijke partijen aan te pakken.
Het verplaatsen van zorg naar de eerstelijn moet ook financieel gestimuleerd en gefaciliteerd worden. Er is ook onbegrip over de bestaande praktijk, vrij vertaald; wel veel geld voor medicatie voor oncologie patiënten, terwijl er veel vraagtekens zijn over de effectiviteit, en geen financiële borging voor het bieden van samenhangende zorg in de eerste lijn.
Reflectie over IZA en regionale samenwerking
Is het IZA nu een vloek of een zegen voor regionale samenwerking in onze voorbeelden over de ggz en de oncologische netwerken? Lopen regering en parlement ons anno 2023 voor de voeten of is er sprake van een faciliterende en missie gedreven overheid en haar uitvoeringsorganen? Gezien vanuit ons werkgebied Noordoost-Nederland plaats ik de volgende kanttekeningen bij het Haagse beleid.
Op inhoud zijn professionals en bestuurders gemakkelijker te mobiliseren dan op de onderwerpen als structuren, doorzettingsmacht, bekostiging en regio-indelingen.
Het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) zorgen zeker voor meer dynamiek en geven regio’s de kans (met wat meer externe druk door het stellen van mijlpalen zoals regiobeelden en regioplannen) om gezamenlijk actie te zetten op een integrale aanpak. Dat proces moet niet geremd worden door de landelijke politieke situatie.
De regering zou, ongeacht de politieke samenstelling, de moed moeten hebben om een meer realistisch toekomstbeeld te geven van de noodzakelijke transformatie van de zorg (en wat we daar wel en niet onder verstaan). De beweging/ focus van ‘Ziekte naar Gezondheid’ en ‘Gezondheid naar Gedrag’ en ‘Mens en Maatschappij’ gaat grote veranderingen geven. Ook in de regio en op lokaal niveau. Dan helpt het niet wanneer de lokale en landelijke politiek de noodzakelijke transformaties (bij onvermijdelijke incidenten/ afbouwen van specialistisch aanbod) weer gaat ondermijnen voor politiek gewin.
Naast ‘passende zorg’ hebben we ook ‘passend congruent beleid’ nodig. IZA en GALA zijn zeker niet DE oplossing maar het besef van urgentie, meer gemeenschappelijke taal en ‘de vrijblijvendheid voorbij’ vormen een goede basis om verder op te bouwen. De versterking van de organisatie van de eerste lijn is daarbij, zoals diverse rapporten inmiddels hebben onderbouwd, cruciaal.
Met het IZA wordt stevig ingezet op de rol van de regio. Die verwachting kan beter worden waargemaakt wanneer er ook in de financiering bakens worden verzet. Anders gezegd: een stelsel waarbinnen gestuurd wordt op gezondheid in plaats van op de productie van zorg.
Zorgverzekeraar en gemeenten hebben belangrijke rollen toebedeeld gekregen. Dat heeft zeker voordelen maar vraagt ook een zorgvuldig proces zodat de opgaven en de verantwoordelijkheid voor de transformatie ook wordt gedragen door zorg aanbiedende partijen, het sociaal domein, burgers en andere betrokkenen.
Maak gebruik van de kennis, ervaring en de netwerken van regionale partners zoals GGD’en, Zorgbelang/ vertegenwoordigers burgers en ROS’en. Vanuit hun maatschappelijke opdracht vervullen ze een verbindende en complementaire rol doordat ze zelf geen zorg inkopen of zorg leveren.
De ene regio is de andere niet. Ze verschillen in omvang wat betreft inwoners, aantal zorgaanbieders en aantal gemeenten. Maar ook wat betreft de mate waarin voor zorgpartijen en gemeenten samenwerken al eerder noodzakelijk was. Bijvoorbeeld door regionale knelpunten (minder inwoners, sluiten afdelingen van ziekenhuizen) die het noodzakelijk maakten om de handen ineen te slaan. Van die ervaringen en verschillen kunnen we leren en gebruiken we bij onze inzet in de werkgebieden van Proscoop.
De geschetste GGZ-aanpak is een mooi voorbeeld dat ook opgepakt kan worden in de regioplannen van andere regio’s. Het voorbeeld in Drenthe laat zien dat vanuit inhoudelijke ggz-problematiek al gauw de behoefte ontstaat aan verzamelen, delen en interpreteren van data-overzichten. Ook andere voorbeelden, zoals de data infrastructuur in de Achterhoek onderbouwen dat verdere digitalisering een wezenlijke bijdrage kan leveren aan initiatieven gericht op deelpopulaties en inhoudelijke thema’s.
Als onderdeel van de versterking van de organisatie van de eerste lijn wordt, ook door de ROS’en, stevig ingezet op het verhogen van de organisatiegraad van de paramedici. Daarmee ontstaat er ook meer basis en borging voor kansrijke samenwerkingsverbanden voor specifieke doelgroepen zoals oncologiezorgnetwerken. Als die basis meer op orde komt ontstaat er ook meer ruimte voor het verplaatsen van specialistische zorg naar zorg dichtbij (t)huis.
De invloed van burgers en patiëntvertegenwoordigers in onze regionale samenwerkingsverbanden nog niet altijd goed ontwikkeld. De wil is er steeds meer maar de hoe-vraag is een zoektocht voor veel partijen.
Na de oplevering van de regiobeelden wordt nu stevig ingezet op de regioplannen. Die moeten de gezamenlijke basis vormen voor de noodzakelijke integrale aanpak, met oog en oor voor de burger en de regionale context. Laten we daarbij scherp houden dat het niet moet gaan om optimaliseren van zorgprocessen maar om transformatie. Binnen de zorg maar ook in samenhang met andere domeinen.
Kortom
Al met al hebben de regiobeelden de vrijblijvende en lokaal gebonden samenwerking omgezet in meer dynamiek. Er wordt nu stevig ingezet op regioplannen. Voor Noordoost Nederland vormen het IZA en GALA vooral een zegen en geen vloek. Maar dat het ook soms tussen partijen gaat schuren is zeker… en passend bij de noodzakelijke transformatie.
Over de auteur
Arie Jongejan (1960) werkt als directeur bestuurder bij ROS Proscoop. Hij was eerder werkzaam in de eerste lijn, bij Bartiméus (zorg, onderwijs en wonen voor blinde- en slechtziende kinderen) en de KNOV (toen beroeps- en ondersteuningsorganisatie voor verloskundigen). Als mede- initiatiefnemer van de ROS Carans en Scoop sinds 2004 nauw betrokken bij de Regionale Ondersteunings Structuren in Nederland. Hij is o.a. lid van de landelijke werkgroep Public Affairs van het ROS-netwerk. Daarnaast lid (geweest) van diverse adviesraden, redacties, RvT Gezondheidscentra en een woonproject (burgerinitiatief) in zijn woonplaats Nijkerk. Arie is te bereiken via arie.jongejan@proscoop.nl